Heel even kon de indruk ontstaan dat autofabrikant SEAT in de mondkapjes ging. Niets is minder waar: het betrof een gelijkend logo van een Zuid-Koreaans bedrijf. Dit bedrijf had dit logo ingediend in de Europese Unie voor mondkapjes en de verkoop daarvan.
Gelukkig voor SEAT was haar merk voor veel klassen geregistreerd en nog niet gebruiksplichtig. Op deze manier kon SEAT vrij eenvoudig de aanvraag dwarsbomen. Het was natuurlijk even spannend of de merken visueel wel voldoende zouden lijken, vooral omdat de logo’s ook wel verschillen laten zien. Het Europese merkenbureau beaamt dit maar vindt toch dat de totaalindruk meer overeenkomsten heeft dan verschillen. De oppositie wordt dus gehonoreerd.
En wat als de merken van SEAT straks gebruiksplichtig zijn? Gaat het dan ook zo makkelijk? Nee, dan zal SEAT moeten aantonen dat het merk voor de producten (waaronder cosmetica, juwelen en tassen) in gebruik is genomen. Lukt dit niet, dan kan SEAT nog wel de bekendheid inroepen van haar merk. Deze bescherming geeft productoverschrijdende bescherming. Wel moet er dan sprake zijn van een afbreuk aan de merkrechten van SEAT of een risico dat de aanvrager mee zal liften op de bekendheid van SEAT. Al met al een stuk lastiger te bewijzen.
En wat als SEAT dan haar merk opnieuw aanvraagt om zo weer 5 jaar respijt te krijgen? Het opnieuw indienen van een merk met alleen deze doelstelling wordt tegenwoordig als een aanvraag te kwader trouw gezien. Dat is dus ook geen optie.
Bij een nieuw logo is daarom goed te denken aan een modelregistratie. Een modelregistratie kent immers geen gebruiksplicht en ook geen classificatie van producten en diensten.